1. stond
Hij stond op.
Ik stond vanochtend om zes uur op.
Toen ik op mijn hoofd stond, had ik pijn in de nek.
In haar slaapkamer stond een tafeltje. En daarop stond een klein flesje.
Hoe kan ik nou gezien hebben wat je deed, als je achter me stond? Ik heb geen ogen in m'n achterhoofd!
De kunst stond toen aan haar toppunt.
Op het bordje in het park stond geschreven "Niet op het gras lopen!"
Toen hij zijn naam hoorde, stond de kruising tussen een teckel en een vuilnisbakkenras op van onder de werkbank, waar hij had liggen slapen op de houtkrullen, rekte zich eens lekker uit en rende achter zijn baasje aan.
Dit voorwerp stond al in de oorspronkelijke versie van de NGC-catalogus.
Aan het eind van het pad stond een brievenbus. Op een dag lag er een spannende brief in en die was voor mij.
Dit is niet wat er op het menu stond.
Toen ik mijn ogen weer open deed, stond er ineens een onbekende dame voor mijn neus.
Jim is boos omdat zijn vriendin hem liet zitten bij hun filmafspraakje. Hij stond wel een uur in de regen op haar te wachten.
In de kamer stond een piano, maar er was niemand die erop speelde.
Ze stond aan de deur, met haar haar verward door de wind.