1. mes
Ik heb een mes nodig.
Of ge uw baard vier of zeven jaar laat groeien, onder het mes van de barbier valt hij in even veel tijd.
Hij sneed het vlees met een mes.
Laat het kind niet met het mes spelen.
Het mes is niet scherp.
Hij heeft zich aan de linkerhand gewond met een mes.
Ik heb het mes teruggegeven dat ik geleend had.
Neem het mes en snij de punt eraf.
Leen me alsjeblieft je mes.
Dat is geen mes. Dít is een mes.
Hij stak zijn mes in de boom.
Wij gebruiken stokjes in plaats van vork en mes.
Er ontbreekt een mes.
De politieman nam de jongen het mes af.
De juiste plaatswijze van een bestek is de vork aan de linkerzijde van het bord en het mes aan de rechterzijde alsook de lepel.
Holandský slovo „μαχαίρι„(mes) se zobrazí v sadách:
Όπλα στα ολλανδικά