1. doof
Ik ben niet doof.
De vrouw is bijna doof.
Helen Keller was doof en blind.
Ben je doof of stom?
Doof uw sigaret a.u.b.
Wijsheid is nodig om wijsheid te verstaan: muziek bestaat niet voor een doof publiek.
Holandský slovo „deaf„(doof) se zobrazí v sadách:
Top 300 adjectives in Dutch 101-150