1. beslissen
Aan u om te beslissen.
Om te beginnen moeten we beslissen over de naam.
2. besluiten
besluiten, besloot, besloten. Waarom besloot je grootvader naar Irak te vertrekken? We hebben besloten meer informatie te vragen over de reis.
Er kleven voor- en nadelen aan allebei je meningen, ik ga dus niet meteen besluiten welke te ondersteunen.
Holandský slovo „decide„(besluiten) se zobrazí v sadách:
de frequentste onregelmatige werkwoordenAlles en niets