1. laten vallen
iemand laten vallen (als een baksteen)
2. val
Val! riep hij toen hij haar herkende.
Ik val maar meteen met de deur in huis. Je bent ontslagen.
Val me alsjeblieft niet in de rede.
Hoogmoed komt voor de val.
Val niet voor één van zijn oude trucs.
Holandský slovo „drop„(val) se zobrazí v sadách:
Engels Unit Juan3. drop
Hij kwam van de regen in de drop.
4. daling