1. stevig
Deze brug lijkt stevig.
Dat bed lijkt stevig.
Holandský slovo „steady„(stevig) se zobrazí v sadách:
Top 300 adjectives in Dutch 51-1002. vast
Je bent vast moe.
Ik kom vast wel!
vaste lasten
De plank vroor aan de grond vast.
Men moet geen taalkundige zijn om vast te stellen dat dit kindje nog niet kan spreken.
Hij stelde vast dat het waarschijnlijk zou regenen.
Toen ik hier pas was komen wonen, was er hier vlakbij een rotonde waarbij je rechts moest voorsorteren om linksaf te slaan. Die was vast door een Belgische aannemer gebouwd.
De afdeling Forensische Opsporing probeert de oorzaak van de brand van vandaag vast te stellen.
U maakt vast een grapje! grijnsde Dima.
Jullie moeten samen een mandje appels naar opa brengen, zei moeder. "Jij houdt de ene kant vast, en jij de andere. En zo lopen jullie dan."
Toen we gisterenavond thuis kwamen, lagen de anderen al in bed, vast aan het slapen.
Hij houdt zo erg van films, dat hij alles bekijkt wat hij vast krijgt.
Wij verlaten zeker en vast dit land.
De man die volledig in het rood was gekleed hield een pistool vast.
Kaas is een vast voedsel dat wordt geproduceerd van melk van koeien, geiten, schapen of andere zoogdieren.
3. gestage
Holandský slovo „steady„(gestage) se zobrazí v sadách:
second lesson