1. lopen
Over het algemeen lopen mannen sneller dan vrouwen.
Hij kan lopen.
/ loop/ liep(en)/ h.z. gelopen
De auto was kapot, dus moesten ze lopen.
Wat? zei Al-Sayib. "Denk je dat je nu ineens met een Armani moet gaan lopen pronken, omdat je op de internationale tv bent?
Dat u zo'n end niet meer kan lopen is toch niks om u voor te schamen?! Je zal ze de kost moeten geven die op uw leeftijd überhaupt niet meer kunnen lopen.
Josh vroeg me uit, maar ik zei dat hij naar de maan kon lopen.
Om zo snel te lopen moet hij haast wel steroïden hebben genomen.
Ik zou hem zich wel eens de longen uit zijn lijf willen zien lopen.
Omdat de kabelbaan buiten bedrijf was, moesten we, voor zover dat kon, naar het dal skiën, en het laatste stukje lopen, omdat daar niet voldoende sneeuw lag.
Lopen is goed voor je gezondheid.
Op het bordje in het park stond geschreven "Niet op het gras lopen!"
Jullie moeten samen een mandje appels naar opa brengen, zei moeder. "Jij houdt de ene kant vast, en jij de andere. En zo lopen jullie dan."
Jullie moeten heel stil zijn en op jullie tenen lopen. Het baby'tje slaapt.
Het bergpaadje was bedekt met een zachte deken van bladeren, waarover het makkelijk lopen was.
Holandský slovo „to walk„(lopen) se zobrazí v sadách:
Top 500 Engelse werkwoorden 401 - 450Lesson 04 – the verblesson 4 the verbCODE+ 1 absolute beginnerVocablist 30/8/202. wandelen
Wat zeg je over samen wandelen onder een lichte regen?
Het is zijn gewoonte vroeg in de ochtend altijd te gaan wandelen.
Hij ging wandelen.
Ik kan amper wandelen.
Ik zou liever wandelen dan naar de film te kijken.
Ik kan niet zo snel wandelen als hij.
Op een zonnige dag in april ging ik wandelen.
Ik ging buiten wandelen om wat frisse lucht in te ademen.
Deze twee vrienden wandelen altijd samen.
Wandelen is een gezonde soort oefening.
Mijn vader gaat iedere morgen wandelen.
Mijn opa houdt van wandelen.
Laten we na het eten langs het strand wandelen.
Als het zo lichtjes regent, ga ik graag wandelen in een park.
Ze gaat graag alleen wandelen.
Holandský slovo „to walk„(wandelen) se zobrazí v sadách:
Lesson 14 – the diminutive