1. makkelijk
Dit is makkelijk.
Ik vond het makkelijk om Engels te spreken.
Ik ben een mens met tekortkomingen, maar het zijn tekortkomingen die makkelijk verholpen kunnen worden.
Het is niet altijd makkelijk om Japans en Chinees uit elkaar te houden.
Het was niet makkelijk om hem te overtuigen.
Ik kan makkelijk mijn tenen aanraken.
Een klein bosbrandje kan zich makkelijk verspreiden en snel een grote vuurzee worden.
Het is niet makkelijk om een liefdesbrief te schrijven in het Engels.
Een liefdesbrief in het Engels schrijven is niet makkelijk.
Hij was zo iemand waarmee je makkelijk goed kon opschieten.
Het handige van dit elektronische woordenboek is dat je het makkelijk mee kan nemen.
Het is nooit makkelijk te zeggen of hij ernstig is of niet.
Het gaat makkelijk worden dit werk voor dinsdag af te krijgen.
Het bergpaadje was bedekt met een zachte deken van bladeren, waarover het makkelijk lopen was.
Een vreemde taal leren is makkelijk.
Holandský slovo „fácil„(makkelijk) se zobrazí v sadách:
Spaans hoofdstuk 6