1. lezen
Hij kan lezen.
De wereld is een boek, zij die niet reizen lezen enkel de eerste bladzijde.
/ les/ las(lazen)/ h.z. gelezen
Het leek erop dat lezen een van zijn ongezonde gewoontes was, aangezien hij zich even gretig stortte op alles wat hij maar in handen kreeg.
De jongen beweerde te kunnen lezen, maar hij hield zijn boek omgekeerd.
Als je deze mail niet kan lezen, klik hier.
Ik heb een vergrootglas nodig om de kleine lettertjes van het contract te kunnen lezen.
Hij bleef in zijn boek lezen alsof er niets gebeurd was.
Ge kunt tien boeken lezen per week? Bedoelt ge niet per maand?
Door boeiende verhalen te lezen zal je weldra bemerken, dat je al goed Esperanto kan lezen.
Eén voor één kwamen de jongens kijken wat ik aan het lezen was.
Kunt gij echt niet lezen of schrijven?
Aangezien hij zulke kleine letters kan lezen, is hij niet bijziend.
Lezen in een donkere kamer is niet goed.
Ik zit liever in de bibliotheek te lezen dan dat ik naar huis ga.
Holandský slovo „leer„(lezen) se zobrazí v sadách:
Spaans H2, en el barrio san blasVrijetijdsactiviteiten (f.pl.) in het Spaansbeg 2 werkwoorden