1. appartement
Dit appartement is groter dan alle andere in dit gebouw.
We huurden het appartement.
Hij woont in een appartement.
Het hele gezin woont daar in een klein vuil appartement.
Mijn appartement is op de tweede verdieping.
Hoeveel kamers heeft het appartement?
Wat is er gebeurd? Het hele appartement is nat.
Holandský slovo „l'appartement„(appartement) se zobrazí v sadách:
voca E h3 frans