1. ja
Stel alleen vragen die zijn te beantwoorden met "ja" of "nee".
Ge kunt toch dansen, ja?
Ja.
Ja, dat ben ik, zei Al-Sayib. "Maar er is er minstens één van ons in elk land. En we houden allemaal van Fanta en van noobs op hun plaats zetten."
Ja!, fluisterde hij in mijn oor met zijn verrukkelijke stem.
Het was een grote vuilcontainer, zei Dima, "en er was een heleboel eten, dus... het was niet direct oncomfortabel. Maar ja, het stonk wel nog erger dan het achterste van een ezel."
In alle geval moet men "ja" stemmen in het referendum van 18 februari.
Ja, antwoordde Dima, terwijl hij een stukje halfopgegeten vis dat was blijven zitten op zijn rechtermouw wegveegde. "Ik wil graag dat daar kopen."
Dokter Patterson: Ja. Het was verschrikkelijk.
Hippopotomonstrosesquipedaliofobie is een lang woord, hè? "Ja, maar weet je wat het betekent?" "Nee, eigenlijk niet." "Het betekent angst voor lange woorden." "Wat ironisch."
Ja, moeder, antwoordde de onvriendelijke vrouw haar, terwijl ze één slang en één kikker uitspuwde.
Enkelen van hen zeiden ja, en de anderen neen.
Ja hoor, daar heb je hem weer met zijn dierenmishandeling. Hij kan het ook nooit eens ergens anders over hebben.
Versta haar stilzwijgen niet als een "ja".
Holandský slovo „oui„(ja) se zobrazí v sadách:
Mots importantsfrans spreken