slovník Francouzský - holandský

Français - Nederlands, Vlaams

qui v holandštině:

1. wie


Wie bezoeken er in het algemeen vaker hun ouders: zonen of dochters?
Een vrouw beslist zelf wie haar verovert.
Wie weet?
Wie heeft er deelgenomen aan het Japanse Esperantocongres in Nagasaki?
Wie altijd schaterlacht is dwaas, wie nooit schaterlacht is ongelukkig.
Misschien maken onze emoties ons tot wie we zijn.
Voor de verovering door de Arabieren waren de meeste Perzen zoroastranen, maar er waren ook joden en christenen. Wie zou vandaag durven denken dat Iraniërs joodse of christelijke voorouders hebben?
Geloof hen die waarheid zoeken, pas op voor wie haar vinden.
Fanta drinken en noobs vertellen dat ze hun kop moeten houden, antwoordde Al-Sayib, terwijl hij een slokje van de eerdergenoemde Fanta nam. "Wacht even, met wie spreek ik?"
Totdat jullie vrede sluiten met wie jullie zijn, zullen jullie niet tevreden zijn met wat jullie hebben.
Eerlijk gezegd, zei Dima, "kan ik me niet echt herinneren wie het waren..."
Wie paard of vrouw zoekt zonder gebreken, die mag zijn werk wel in de steek laten en bedenken dat zijn bed en stal voor eeuwig leeg zullen blijven.
En wie waren nou die 25? vroeg Al-Sayib. "Vrienden van je?"
Boter, brood en groene kaas; wie dat niet zeggen kan, is geen oprechte Fries.
Het leek erop dat de ruzie eindelijk uitgepraat zou worden, toen Mark olie op het vuur gooide door te beginnen over de vraag wie de schuldige was.