slovník japonský - holandský

日本語, にほんご - Nederlands, Vlaams

風邪 v holandštině:

1. verkoudheid verkoudheid


Ik ben maar één werkdag weggeweest vanwege een verkoudheid en er liggen stapels papier op mijn bureau.
Kate heeft een verkoudheid.
Ik geraak maar niet af van mijn verkoudheid.
Verscheidene leerlingen waren niet aanwezig op school wegens verkoudheid.
Look en ui zijn goede middelen tegen een verkoudheid.
Om een verkoudheid te vermijden, neem veel vitamine C.
Ik heb een verkoudheid opgelopen en heb last van een loopneus.