slovník litevský - holandský

lietuvių kalba - Nederlands, Vlaams

įrodinėjo v holandštině:

1. ruzie ruzie


Maak geen ruzie in het bijzijn van iedereen.
Het leek erop dat de ruzie eindelijk uitgepraat zou worden, toen Mark olie op het vuur gooide door te beginnen over de vraag wie de schuldige was.
De ruzie kwam voort uit de rivaliteit tussen de twee landen.