slovník litevský - holandský

lietuvių kalba - Nederlands, Vlaams

prašau v holandštině:

1. alsjeblieft alsjeblieft


Schrijf alsjeblieft gauw terug.
Vis, alsjeblieft.
Deel mijn paraplu alsjeblieft.
Maak alsjeblieft vijf kopieën van dit document.
Zeg me waar ik ben, en wat er gebeurt, alsjeblieft.
We gaan de definitieve agenda vrijgeven op maandagmorgen 20 januari. Dus reageer snel alsjeblieft.
Verplaats alsjeblieft deze steen van hier naar daar.
Als jullie de Popescu's zien, doe ze dan alsjeblieft de groeten van ons.
Kan je me je naam alsjeblieft nog een keer zeggen?
Hou volgende weeg zaterdagmiddag vrij, alsjeblieft.
Vertel het me alsjeblieft als het mogelijk is om aan een meisje te zien of ze een vriendje heeft of niet.
Denk er alsjeblieft aan om de brief te posten.
Vul alsjeblieft deze emmer met water.
Kan iemand de deur opendoen alsjeblieft?
Drie biertjes en één tequila, alsjeblieft!

2. bedelen bedelen


Hou op te bedelen om een koekje, Tim, zei zijn moeder. "Je weet het: 'Kinderen die vragen, worden overgeslagen.'"