slovník litevský - holandský

lietuvių kalba - Nederlands, Vlaams

protingas v holandštině:

1. verstandig verstandig


je moet verstandig zijn
Eigenlijk zou je een verstandig iemand moeten zijn!

2. slim


Jan is een slimme leerling.
Hij is slim.
Een man met de naam Slim is bij dat ongeval gedood.
Wel, het zou dan wel zo kunnen zijn dan hij slim is, maar hij maakt vaak fouten door niet op te letten.
Hij is niet zo slim als zijn broer.
Zij is echt slim, niet?
Hij leerde zo snel Chinees, iedereen zegt dat hij zeer slim is, dat hij echt een taalknobbel heeft.
Het was een waar genoegen de avond met een slim, grappig en mooi meisje als jou door te brengen.

3. intelligent


Ze is erg intelligent.
Carlos is intelligent en creatief.
Apen zijn intelligent.
Hij is niet minder intelligent dan zijn vader.
Hij is werkelijk heel intelligent.
Vergeleken met zijn broer is hij niet erg intelligent.
Deze jongen is intelligent.
Hij is mooi en intelligent.
Mijn zus is heel intelligent.
Ze is even intelligent als mooi.

4. wijs


Het is waar dat ze jong is, maar ze is wijs.
Wees niet zo wijs!
Hij is eerder sluw dan wijs.
Niet alle mannen zijn wijs.
Door scha en schande wordt men wijs.
Het was heel wijs van hem het smeergeld af te wijzen.
Geluk maakt trots, ongeluk maakt wijs.

5. redelijk


Het is redelijk goed
Er kwamen redelijk veel mensen naar het feest.
Op dit feest heb ik redelijk veel beroemdheden ontmoet.
Een horloge ineensteken is redelijk moeilijk.