1. tegelijk
Men kan niet op twee plaatsen tegelijk zijn.
Probeer niet twee dingen tegelijk te doen.
Aan het begin van elk weekeinde ben ik tegelijk moe en vrolijk.
Men kan niet tegelijk de cake eten en hem onaangeroerd laten.
Met vijf tegelijk wierpen ze zich op mij, maar ik heb alle vijf de aanvallers overwonnen.