slovník norský - holandský

Norsk - Nederlands, Vlaams

bein v holandštině:

1. been been


Als twee honden vechten om een been, loopt de derde er mee heen.
Een krokodil heeft zijn been afgebeten.
Hij heeft een ongeluk gehad en zijn been gebroken.
Ik was gewond aan mijn been, ik kon niet meer lopen.
Zijn gewonde been begon opnieuw te bloeden.

2. bot bot


De hond was bezig met het begraven van zijn bot in de tuin.