slovník Polský - holandský

język polski - Nederlands, Vlaams

fala v holandštině:

1. golf golf


Mijn vader speelt golf, maar niet goed.
Ik ben een grote fan van golf.
Ik ben gek op golf.
Hij speelt elke zondag golf.
Hij is golf aan het spelen.
Je speelt geen golf, of wel?
Men zegt dat golf heel populair is in Japan.
De Mississippirivier mondt uit in de Golf van Mexico.

Holandský slovo „fala„(golf) se zobrazí v sadách:

Słownictwo plażowe po holendersku
słówka zo gezegd 1 i 2

2. de golf de golf



Holandský slovo „fala„(de golf) se zobrazí v sadách:

Kolokwium III

3. de golf golven de golf golven



4. tij tij