slovník Polský - holandský

język polski - Nederlands, Vlaams

koło v holandštině:

1. het wiel het wiel



2. cirkel cirkel


Teken een cirkel.
Onze wiskundeleraar tekende een cirkel op het bord.

3. wiel wiel


Ze zijn eindelijk begonnen die weg opnieuw te asfalteren. Het werd ook tijd, zeg! Je kon er alleen nog zigzaggend fietsen als je geen slag in je wiel wilde krijgen van de gaten in het wegdek.

Holandský slovo „koło„(wiel) se zobrazí v sadách:

Niderlandzki moduly