slovník Polský - holandský

język polski - Nederlands, Vlaams

oszczędzać v holandštině:

1. sparen sparen


Ze sparen hun geld voor de aankoop van een huis.
Bij de rijken leert men sparen, bij de armen koken.
Kosten noch moeite sparen.
Zijn levensdoel is geld te sparen.
Als je dat waterpistool wilt hebben, moet je er zelf maar voor sparen. Ik kan geen speelgoed voor je blijven kopen. Het geld groeit niet op m'n rug.
Je moet altijd een appeltje voor de dorst sparen.

Holandský slovo „oszczędzać„(sparen) se zobrazí v sadách:

5/4 Op kamers!

2. bezuinigen bezuinigen



Holandský slovo „oszczędzać„(bezuinigen) se zobrazí v sadách:

back on the track
Niuews van de week