slovník Polský - holandský

język polski - Nederlands, Vlaams

pyszny v holandštině:

1. heerlijk heerlijk


Dat smaakt heerlijk
Na een stevige regenbui geurt het gras zo heerlijk.
Watermeloen smaakt heerlijk op een hete dag.
Mijn vader maakte me een heerlijk middagmaal.

2. lekker


Wat een lekker warm water in zee!
De groenten, die ik op de markt heb gekocht, zijn vers en lekker.
Ons blauwe beddengoed hoeft niet gestreken te worden en is heel lekker zacht; je verheugt je er 's avonds altijd al op om naar bed te gaan!
Het is lekker!
Zo, lekker kopje koffie.
Gaat u lekker op de bank zitten en maak het uzelf gemakkelijk.
Ze maakt kip klaar op de manier die ik lekker vind.
Toen hij zijn naam hoorde, stond de kruising tussen een teckel en een vuilnisbakkenras op van onder de werkbank, waar hij had liggen slapen op de houtkrullen, rekte zich eens lekker uit en rende achter zijn baasje aan.
Trek niet zo'n vies gezicht, die soep is echt heel lekker.
Wilt u aan de chefkok zeggen dat het heel lekker was?
Lekker weertje hè?
Slaap lekker, Timmy.
Mijn vader zal morgen lekker eten voor mij klaarmaken.
Geen drank heb ik liever dan lekker water.
Ik ben niet lekker geworden van de oesters die ik gisteravond gegeten heb.

3. verrukkelijk


Zijn pizza smaakt altijd verrukkelijk

4. trots


Ik ben trots op jou.
Zijn trots weerhield hem ervan om hulp te vragen.
Iemand die erg trots is of hoogmoedig, krijgt gauw de bijbehorende ellende.
Ik ben zeer trots op mijn vader.
Ze is erg trots op haar postzegelverzameling.
Ze is trots op haar dochter.
Engeland is trots op zijn poëten.
Geluk maakt trots, ongeluk maakt wijs.
99 kopeke, verklaarde Dima trots. "Ik heb 99 kopeke nodig."
Ik ben trots op zijn eerlijkheid.
Hij kan trots zijn op zijn vader.
Hij is trots op zijn zoon.
Het dorpshoofd was een trots mens.
Zijn trots kan niemand overtreffen.

Holandský slovo „pyszny„(trots) se zobrazí v sadách:

warzywa i owoce