1. tekenen
ik teken, jij tekent, wij tekenen. Ik tekende, wij tekenden. Ik heb getekend
Vroeger vroegen de kleintjes me een schaap voor ze te tekenen, nu willen ze dat ik ze leer hoe je een commit doet. Tijden veranderen.
Holandský slovo „rysować„(tekenen) se zobrazí v sadách:
6/2 Mag ik u wat vragen?Ik houd van deze kleurczasowniki pl - nd