slovník Polský - holandský

język polski - Nederlands, Vlaams

udać v holandštině:

1. doen alsof



2. lukken


Uw plan zal zeker lukken.
dat zal lukken; dat zou lukken
Doe je best en het zal je lukken.
Ik hoop dat het zal lukken.
Het zal je niet lukken de piano te tillen.