slovník Polský - holandský

język polski - Nederlands, Vlaams

wiaderko v holandštině:

1. de emmer de emmer



2. emmer


Ik moet een hele emmer appels schillen voor de jam.
Heeft u misschien een emmer water voor mij? Ik heb een lekke band.
Er zit een gat in de emmer.
De emmer was vol water.