slovník Polský - holandský

język polski - Nederlands, Vlaams

zabawki v holandštině:

1. het speelgoed het speelgoed



Holandský slovo „zabawki„(het speelgoed) se zobrazí v sadách:

Is dat wel veilig

2. speelgoed speelgoed


Dit stuk speelgoed is van hout.
Als je dat waterpistool wilt hebben, moet je er zelf maar voor sparen. Ik kan geen speelgoed voor je blijven kopen. Het geld groeit niet op m'n rug.