1.
geur
De geur van rozen vulde de kamer.
Deze bloem heeft een zoete geur.
De geur van gemaaid gras roept beelden op van hete zomermiddagen.
Holandský slovo „zapach„(geur) se zobrazí v sadách:
holenderski preply2.
ruiken
Knijp je neus dicht opdat je de stank niet zou ruiken.
Lelies ruiken zoet.
Holandský slovo „zapach„(ruiken) se zobrazí v sadách:
Różne holenderskieVAN DALE ziemia i naturaNiderlandzki moduly