1. slim
Jan is een slimme leerling.
Hij is slim.
Een man met de naam Slim is bij dat ongeval gedood.
Wel, het zou dan wel zo kunnen zijn dan hij slim is, maar hij maakt vaak fouten door niet op te letten.
Hij is niet zo slim als zijn broer.
Zij is echt slim, niet?
Hij leerde zo snel Chinees, iedereen zegt dat hij zeer slim is, dat hij echt een taalknobbel heeft.
Het was een waar genoegen de avond met een slim, grappig en mooi meisje als jou door te brengen.
Holandský slovo „zdolny„(slim) se zobrazí v sadách:
300 określeń po niderlandzku 201 - 2502. in staat
3. capabel