1. zee
Wat een lekker warm water in zee!
De zee is ver van rustig.
Hij reist over zee.
De Hanish-eilanden zijn een eilandengroep in de Rode Zee.
Als we de huur betalen aan de huiseigenares, zullen we geen geld meer hebben voor eten; we zitten tussen de duivel en de diepe blauwe zee.
Te koop: vrijstaande woning met garage en 1200 m² grond op een mooie locatie aan zee.
Het zicht op de zee vanaf de bergtop is mooi.
Vele mannen stierven op zee.
In zee te zwemmen betekent niet de zee te bezitten.
Later, toen ze weg waren gegaan, was er geen levende ziel meer te bekennen op de kade, de stad met zijn cipressen leek totaal uitgestorven, maar de zee bruiste nog en sloeg tegen de kust.
Kop op, Johan. Er zijn meer vissen in de zee.
Tussen Europa en Azië ligt geen zee.
Ik ben het niet die mij op zee bestuur, wie mij bestuurt is de zee.
Daarna ontmoetten ze elkaar iedere middag op de kade, ontbeten samen, dineerden, wandelden en bewonderden de zee.
Ze hebben de hoogste bergen beklommen en op de bodem van de zee gelopen.
Holandský slovo „mar„(zee) se zobrazí v sadách:
Geografia em holandêsA1 nederlands