1. china
In China leert men ook Engels.
Japan heeft diplomatieke betrekkingen met China.
Peking is de hoofdstad van China.
China grenst aan Pakistan, India, Afghanistan, Tadzjikistan, Kirgizië, Kazachstan, Noord-Korea, Laos, Vietnam, Nepal, Bhutan, Myanmar, Mongolië en Rusland.
Taxi's in China zijn gratis, je hoeft alleen maar snel te rennen.
China is groter dan Japan.
Ik kom uit China.
Ik heb nog een vriend in China.
Reuzenpanda's leven alleen in China.
Deze traditie is ontstaan in China.
Hij heeft een boek over China geschreven.
Weet gij dat Okinawa dichter bij China ligt dan bij Honshu?
China is rijk aan natuurlijke grondstoffen.
Japan en China zijn op meerdere manieren verschillend.
Na zes maanden in China zul je je realiseren dat je spijt hebt dat je die pizza niet hebt aangenomen voordat je vertrok.
2. porselein
Beroemd porselein wordt tentoongesteld.
De tafel was stijlvol gedekt met een wit tafellaken, het mooiste porselein, zilveren bestek en kunstig gevouwen servetten, en kandelaars met crèmekleurige kaarsen verlichtten de ruimte.
Holandský slovo „porcelán„(porselein) se zobrazí v sadách:
Jedáleň slovná zásoba po holandsky