1. negen
Ik heb negen broers en zussen.
Deze winkel sluit om negen uur 's avonds.
De school begint om half negen.
Ze gaf mij haar woord dat ze tegen negen uur thuis zou zijn.
Een, twee, drie, vier, vijf, zes, zeven, acht, negen, tien.
Om negen uur was het spel afgelopen.
Katten hebben negen levens.
Je hebt negen uur slaap nodig! Je bent echt een marmot.
Open uw boek op bladzijde negen.
Hij heeft de trein van half negen gemist.
Is negen uur goed voor u?
Mijn dochter kan maar tot negen tellen.
Ik werk alle dagen van negen tot vijf.
Ik vroeg hem om acht uur te komen, maar hij kwam pas om negen uur.
Vier meter van deze stof kost negen frank; dus twee meter kost vier en een halve frank.
Holandský slovo „nio„(negen) se zobrazí v sadách:
Getallen in het Zweeds