1. weigeren
weigeren iets te doen
Vragen staat vrij, het weigeren staat erbij.
2. onzin
Uw antwoord is onzin.
Onzin uitkramen.
Hij raakte zo opgewonden dat hij onzin uitkraamde.
Vertel geen onzin!
3. nest
Elk dier houdt van zijn nest.
Onmiddellijk verlieten de vogels hun nest.