1. lente
De lente komt eraan.
Het is lente.
Houdt ge van de lente of de herfst?
Lente zaait, herfst oogst.
Eén zwaluw maakt de lente niet.
De lente is voorbij en de zomer begint.
De lente is mijn lievelingsseizoen.
De bloem komt uit in de vroege lente.
De lente van het leven is kort.
Eindelijk heeft de lente dit deel van Japan bereikt.
Ik vind de lente niet leuk.
Ik ben deze lente terug thuisgekomen.
Ik zelf hou erg van de lente, ik heb nooit van de zomer gehouden.
De lente brengt warme dagen en prachtige bloemen.
Veel planten bloeien in de lente.
Holandský slovo „bahar„(lente) se zobrazí v sadách:
Maanden en seizoenen in het Turks