1. uiterlijk
het uiterlijk van handen
In het koetsje zat een heer, niet knap, maar ook niet slecht van uiterlijk, niet al te dik, niet al te dun; oud kon hij niet genoemd worden, maar hij was ook niet al te jong.
Het is niet vanwege haar uiterlijk dat ze populair is, maar omdat zij aardig is tegen iedereen.
2. uitzicht
Het is het mooiste uitzicht dat ik ooit gezien heb.
Beoordeel een mens niet op zijn uitzicht.
Wat een mooi uitzicht!
Een prachtig uitzicht.