1. kust
Dat eiland bevindt zich op vijf kilometer van de kust.
Later, toen ze weg waren gegaan, was er geen levende ziel meer te bekennen op de kade, de stad met zijn cipressen leek totaal uitgestorven, maar de zee bruiste nog en sloeg tegen de kust.
Holandský slovo „bãi biển„(kust) se zobrazí v sadách:
Từ vựng về biển trong tiếng Hà LanBeach woordenschat in het Vietnamees2. strand
Ik heb mijn vakantie aan het strand doorgebracht.
We speelden op het strand.
Ze zat op een leeg strand naar de één voor één aanspoelende golven te kijken.
Laten we na het eten langs het strand wandelen.
De boulevard loopt evenwijdig aan het strand.
Ik bracht de hele dag door aan het strand.
Wij gingen naar het strand om te zwemmen.
Hij gaat graag af en toe eens naar het strand.