|
otázka |
odpověď |
Dawno, dawno temu była sobie dziewczyna w czerwonej czapce na głowie. Czapka, która może być czerwona jak pomidory. začněte se učit
|
|
Er was eens een meisje met een rood kapje op haar hoofd. Een kapje dat zo rood als tomaten kunnen zijn.
|
|
|
Jej usta są różowe jak róża, a policzki truskawkowoczerwone z podniecenia. začněte se učit
|
|
Haar lippen zijn roze als een roos en haar wangen aardbeien rood van opwinding.
|
|
|
Idzie zanieść do schorowanej babci koszyk pełen jabłek żółtych jak kukurydza, jagód czarnych jak noc i świeżego ciemnego chleba z ciemnobrązową skórką jak kawa. začněte se učit
|
|
Ze gaat een mandje naar haar zieke oma brengen met appels zo geel als mais, met bessen zo zwart als de nacht en met vers bruin brood, met een korst zo donker bruin als koffie.
|
|
|
Droga do babci to długi, półdniowy spacer przez las. začněte se učit
|
|
De weg naar haar oma is lang, een halve dag lopen door het bos.
|
|
|
Ale jest piękny dzień, a żółte jak banan słońce świeci jasno na błękitnym niebie. Niebo błękitne jak morze. začněte se učit
|
|
Maar het is een mooie dag en de zon, zo geel als een banaan, schijnt vrolijk aan de blauwe lucht. Een lucht die zo blauw is als de zee.
|
|
|
Dziewczyna lubi spacerować i wszystko, co napotka po drodze: żółte kwiaty, białą jak śnieg owcę, pola pełne zielonej trawy i motyle w kolorach tęczy: czerwonym, pomarańczowym, żółtym, zielonym, niebieskim i fioletowym. začněte se učit
|
|
Het meisje geniet van haar wandeling en van alles dat ze tegenkomt onderweg: gele bloemen, een schaap zo wit als sneeuw, velden vol groen gras en vlinders met kleuren als een regenboog: rood, oranje, geel, groen, blauw en paars.
|
|
|
Podczas spaceru bacznie ją obserwuje przerażające zwierzę. Czy wiesz, jakie to zwierzę? začněte se učit
|
|
Tijdens haar wandeling is er een eng dier dat goed op haar let. Weet jij welk dier dat is?
|
|
|
Jakiego koloru jest truskawka i pomidor? začněte se učit
|
|
Welke kleur is een aardbei en een tomaat?
|
|
|
Co dziewczyna zabiera do swojej babci? začněte se učit
|
|
Wat neemt het meisje mee naar haar oma?
|
|
|
Jaki jest dzień podczas spaceru? začněte se učit
|
|
Wat voor dag is het tijdens de wandeling?
|
|
|
Co dziewczyna ma na głowie? začněte se učit
|
|
Wat heeft het meisje op haar hoofd?
|
|
|
Jakiego koloru NIE spotyka po drodze? začněte se učit
|
|
Welke kleur komt ze onderweg NIET tegen?
|
|
|
