→ Czasowniki Nieregularne 3 → Začněte se učit / Stáhněte si MP3 karty

otázka		odpověď
jeść začněte se učit		eten, at, aten, heeft gegeten
iść začněte se učit		gaan, ging, gingen, is gegaan
wyzdrowieć začněte se učit		genezen, genas, genasen, is genezen
rozkoszować się začněte se učit		genieten, genoot, genoten, heeft genoten
dać začněte se učit		geven, gaf, gaven, heeft gegeven
wisieć začněte se učit		hangen, hing, hingen, heeft gehangen
mieć začněte se učit		hebben, had, hadden, heeft gehad
pomóc začněte se učit		helpen, hielp, hielpen, heeft geholpen
nazywać się začněte se učit		heten, heette, heetten, heeft geheten
trzymać začněte se učit		houden, hield, hielden, heeft gehouden
wybrać začněte se učit		kiezen, koos, kozen, heeft gekozen
patrzeć/ oglądać začněte se učit		kijken, keek, keken, heeft gekeken
przyjść/ przybyć začněte se učit		komen, kwam, kwamen, is gekomen
kupić začněte se učit		kopen, kocht, kochten, heeft gekocht

czasowniki nieregularne 3