→ Czasowniki Nieregularne 5 → Začněte se učit / Stáhněte si MP3 karty

otázka		odpověď
mieć pozwolenie začněte se učit		mogen, mocht, mochten, heeft gemogen
brać začněte se učit		nemen, nam, namen, heeft genomen
jeść śniadanie začněte se učit		ontbijten, ontbeet, ontbeten, heeft ontbeten
być nieobecnym, być nieobecną začněte se učit		ontbreken, ontbrak, ontbraken, heeft ontbroken
umrzeć začněte se učit		overlijden, overleed, overleden, is overleden
umrzeć začněte se učit		sterven, stierf, stierven, is gestorven
jechać začněte se učit		rijden, reed, reden, heeft/is gereden
wołać začněte se učit		roepen, riep, riepen, heeft geroepen
wachać/ czuć zapach začněte se učit		ruiken, rook, roken, heeft geroken
golić się začněte se učit		scheren, schoor, schoren, heeft geschoren
strzelić začněte se učit		schieten, schoot, schoten, heeft geschoten
wydawać się/świecić začněte se učit		schijnen, scheen, schenen, heeft geschenen

czasowniki nieregularne 5