1. wijs
Het is waar dat ze jong is, maar ze is wijs.
Wees niet zo wijs!
Hij is eerder sluw dan wijs.
Niet alle mannen zijn wijs.
Door scha en schande wordt men wijs.
Het was heel wijs van hem het smeergeld af te wijzen.
Geluk maakt trots, ongeluk maakt wijs.
Holandský slovo „wise„(wijs) se zobrazí v sadách:
Top 300 adjectives in Dutch 101-1502. verstandig
je moet verstandig zijn
Eigenlijk zou je een verstandig iemand moeten zijn!
3. wijze
De bosbrand ontstond op natuurlijke wijze.
Maak een wijze keuze alstublieft.
Een verstandige vogel kiest zijn boom. Een wijze dienaar kiest zijn meester.
Een wijze leert uit zijn fouten.
Gelukkige gezinnen lijken alle op elkaar, ieder ongelukkig gezin is ongelukkig op zijn eigen wijze.
De beste wijze om de toekomst te voorspellen is ze uit te vinden.
Een idioot kan meer vragen stellen dan tien wijze mensen kunnen beantwoorden.
Een wijze heeft eens gezegd "Als Esperanto een kunstmatige taal is, dan is mijn auto een kunstmatig paard".
Wijze mensen spreken over ideeën, intellectuelen over feiten, en gewone mensen over wat ze gaan eten.
Holandský slovo „wise„(wijze) se zobrazí v sadách:
Dutch through reading