1. cool
Zijn moeder stelde voor om de versleten broek te verstellen, maar hij vond die gaten op zijn knieën wel cool.
Het is niet cool.
Hé, jij kunt tikken zonder te kijken naar het toetsenbord. Cool zeg!
Ik wil geen stumper zijn, ik wil cool zijn!!
Holandský slovo „chłodno„(cool) se zobrazí v sadách:
przyroda- natuur2. koel
Koel uw verbrande vinger met stromend water.
3. fris
Het is fris vandaag.
Ik zou heel graag een fris biertje hebben.
Een kort middagdutje en hoplakee, ik ben weer fris als een hoentje.
De bergwandelaar snakt naar fris water.
Gasten en vis blijven maar drie dagen fris.
De bladeren zijn fris als het geregend heeft.