slovník Polský - holandský

język polski - Nederlands, Vlaams

cieszyć się v holandštině:

1. genieten genieten


We hopen dat je van de voorstelling zult genieten.
Laten we genieten van de lange vakantie!
Vergeet het verleden. Vergeleken met gisteren, verkies ik vandaag. 't Is daarom dat ik probeer te genieten van het moment, dat is alles.

Holandský slovo „cieszyć się„(genieten) se zobrazí v sadách:

13/2 We kunnen niet zonder gas en elektriciteit
Rozmowa o pracę

2. koesteren koesteren



Holandský slovo „cieszyć się„(koesteren) se zobrazí v sadách:

zwiazki damsko meskie