1. direct
Dat is een direct vraag!
Direct nadat de piste geprepareerd is, is het er goed skiën, maar later op de dag ontstaan er plekken waar het gras door de sneeuw heen komt.
Ik zal u direct de rekening brengen.
Zij geeft altijd direct antwoord.
Het was een grote vuilcontainer, zei Dima, "en er was een heleboel eten, dus... het was niet direct oncomfortabel. Maar ja, het stonk wel nog erger dan het achterste van een ezel."
We moeten nog even afeten, maar als we klaar zijn, dan kom ik direct.
2. besturen
Ge kunt niet te oplettend zijn bij het besturen van een auto.
Deze auto is gemakkelijk om te besturen.
Holandský slovo „kierować„(besturen) se zobrazí v sadách:
De arbeidswereld3. beheren
4. sturen
Elk jaar sturen we vakantiekaarten aan onze grootouders.
Het is erg aardig van je om me zo'n mooi cadeau te sturen.
Zelfs mijn oma kan een boodschap sturen.
Kun je dat per e-mail sturen?
Zal je me een ansichtkaart sturen?
Herinner mij eraan het rapport morgen op te sturen.
Als de video te groot is om door te sturen, geef dan minstens een verwijzing.
Als ik je een spekje kon sturen, Trang, zou ik het doen.
Waarschijnlijk gaat de baas je naar Californië sturen.
Ik wil graag dit pakketje naar Canada sturen.
We zouden Jordan naar het ziekenhuis moeten sturen.