slovník Polský - holandský

język polski - Nederlands, Vlaams

płaski v holandštině:

1. vlak vlak


Gelukkig was er een Armaniwinkel vlak bij het steegje waar Dima had geslapen.
Hij was vlak achter mij.
We maakten het werk vlak voor tien uur af.
De uitgang van de metro is vlak naast de deur van het gebouw.
Ik parkeerde mijn auto vlak bij de hoofdingang.

Holandský slovo „płaski„(vlak) se zobrazí v sadách:

3.6 Alles verandert (B1)

2. plat


Zijn de kippen plat als borden, was de tractor weer eens sneller.
De top van de heuvel is plat.

Holandský slovo „płaski„(plat) se zobrazí v sadách:

300 określeń po niderlandzku 51 - 100