slovník Polský - holandský

język polski - Nederlands, Vlaams

punkt v holandštině:

1. punt punt


Mag ik mijn punt slijpen?
We hebben 100 punten gehaald.
Ik zou een nieuw punt willen toevoegen.
Je hebt op dat punt gelijk. Ik vraag me af of ze je zullen begrijpen.

2. het punt



Holandský slovo „punkt„(het punt) se zobrazí v sadách:

Lekcja 19-20

3. wijzen


Hij was zo vriendelijk om me de weg naar het postkantoor te wijzen.
Het was heel wijs van hem het smeergeld af te wijzen.
De student was zo vriendelijk mij de weg te wijzen.
Kunt u mij de weg naar het station wijzen?
Een domkop gooit een rotsblok in de put, die honderd wijzen er niet kunnen uithalen.
Hij was zo vriendelijk om mij de weg te wijzen.
Kan je me de weg wijzen?
Excuseert u mij, kunt u mij de weg naar het postkantoor wijzen?