slovník Polský - holandský

język polski - Nederlands, Vlaams

zapisać v holandštině:

1. noteren noteren


Ik heb het nummer van de auto niet kunnen noteren.
Ik heb de nummerplaat van de auto niet kunnen noteren.

2. opslaan opslaan


Je bent geen eigenaar van dit opslagbestand. Je kunt je voortgang niet opslaan. Trofeeën zijn niet beschikbaar.

3. bijschreven



4. vastleggen



Holandský slovo „zapisać„(vastleggen) se zobrazí v sadách:

Dan heb ik je verkeerd begrepen.

5. bewaren


Kun je eieren bewaren buiten de koelkast?
Wat hij ook doet moet je kalmte bewaren
Esperanto gebruiken om internationaal te communiceren is een oplossing om de taaldiversiteit te bewaren.
Wilt ge vlees lang bewaren, vries het dan in.

6. besparen


Als men deze moderne machine gebruikt, zal men werkkracht besparen.

Holandský slovo „zapisać„(besparen) se zobrazí v sadách:

holenderskie słówka