1. boos
Ik ben boos op mezelf.
Word niet boos.
Ik ben niet boos, verre van dat zelfs.
De maat is vol! zei de waard boos terwijl hij mijn glas nog een laatste keer vol schonk.
Weet jij waarom ze zo boos is?
Hij zei niets, wat haar boos maakte.
Jim is boos omdat zijn vriendin hem liet zitten bij hun filmafspraakje. Hij stond wel een uur in de regen op haar te wachten.
Ze was boos op haar zoon.
Ik ben bang dat ik je boos zou maken.
Dat is waar hij boos om was.
Ik ben boos op mijn vriendin
Het antwoord maakte mij boos.
Mama en papa worden vast niet boos.
Zo gauw als ik hem zag, wist ik dat hij boos was.
Ik denk dat hij boos was.
Holandský slovo „zły„(boos) se zobrazí v sadách:
1000 najpopularniejszych słów po niderlandzku 701 ...2. slecht
De laatste tijd slaap ik erg slecht.
Hij ziet slecht.
Het is slecht weer. Het is koud en het regent.
Roken is slecht voor de gezondheid.
Een kind wordt niet slecht door kattenkwaad, maar door een slechte vriend.
Er zijn drie soorten onwetendheid: niets weten, slecht weten en niet datgene weten, wat nodig is te weten.
Jessie sprak slecht Frans en nog slechter Duits.
De mensen zijn slecht, ze denken alleen aan zichzelf; alleen ik denk aan mij.
Ik weet niet waarom ik slecht gezind ben deze morgen.
Slaapt ge slecht?
Met onwillige honden is het slecht hazen vangen.
Haar luiheid was een slecht teken voor de toekomst.
Anderen bedriegen is slecht, maar jezelf bedriegen is nog veel slechter.
Bij slecht weer is het gevaarlijk op de bergen te gaan klimmen.
In het koetsje zat een heer, niet knap, maar ook niet slecht van uiterlijk, niet al te dik, niet al te dun; oud kon hij niet genoemd worden, maar hij was ook niet al te jong.
Holandský slovo „zły„(slecht) se zobrazí v sadách:
300 określeń po niderlandzku 1 - 50adjectives adverbs Pools6/4 Hoe reis jij?okreslenia, kolory3. kwaad
Ben je kwaad vanwege wat ik gezegd heb?
Hij werd kwaad.
Met hoge heren is het kwaad kersen eten.
Alstublieft word niet kwaad als ik kritiek heb.
Ze werd kwaad toen haar man dronken thuis kwam.
Zeg mij a.u.b. waarom ze kwaad werd.
Hij heeft tegen mij gelogen, daarom ben ik kwaad op hem.
Je moet niet kwaad spreken over andere jongens in zijn klas.
Ik heb geen enkel idee waarom zij zo kwaad geworden is.
Als ze hier zonder man en zonder kennissen is, dacht Goerov, dan zou het geen kwaad kunnen om met haar kennis te maken.
We hebben het werk gedaan zo goed en zo kwaad als het ging.
De leerkracht was heel kwaad, en stuurde Johnny uit de klas.
Hij is erg aardig. Hij spreekt nooit kwaad over anderen.
Geld is de wortel van alle kwaad.
Een onontkoombaar kwaad.
Holandský slovo „zły„(kwaad) se zobrazí v sadách:
11/2 Kan ik 'nee' zeggen?